Generatie 9 | 444Minze Derks Pool* ± 1737, Rottevalle × 3 maart 1765, Rottevalle, met Grietje Johannes× 13 juli 1783, Westerbroek, met Hielkje Rienks † ± 1810, Leeuwarden turfschipper te Rottevalle schuitschipper te Rottevalle–Burgum @ Rottevalle Westerbroek Rottevalle Wartena Kinderen: Roelf | Derk | Baukje | Trijntje | Jan | Rienk, 1793 | Grietje, 1800Minze werd in 1794 en 1795 beschuldigd van diefstal. De eerste keer werd hij vrijgesproken; de tweede keer tot drie jaar gevangenis veroordeeld. Hij zat zijn straf uit in Leeuwarden, maar ging opnieuw in de fout. Vanwege het stelen van bijenkorven werd Minze in 1801 veroordeeld tot zelfs vijf jaar gevangenis. In 1809 werd hij nog eens een paar keer beschuldigd van diefstal. Minze stierf in Leeuwarden, waarschijnlijk tijdens het uitzitten van opnieuw een gevangenisstraf. |
Vermelde variaties namen: | Voor-/doopnamen: | Patroniem: | Toenaam: | Familienaam: | Mense Menze Minse Minze | Derks Durks | Polle | De Pool Pool |
Details kinderen: | | Geboorte: | Doop: | Naam: | Datum: | Jaar: | Plaats: | Datum: | Jaar: | Plaats: | Roelf | | 1765 (?) | Rottevalle | | | | Derk | | 1783 (?) | | | | | Baukje | | 1787 (?) | Westerbroek | | | | Trijntje | | 1787 (?) | Westerbroek | | | | Jan | | 1788 (?) | Westerbroek | | | | Rienk | 8 augustus | 1793 | Rottevalle | | | | Grietje | | 1800 | Rottevalle | | | |
Bron: | Tekst: | Vindplaats: | Schuldbekentenis wegens aankoop | Mense Durks turfschipper in de Rottevalle bekenne door desen regtvaerdig schuldig te wesen, aan Hette Jurjens mr. Schuijtmaker aldaer de soma Van VijffHondert Veertien Caroli guldens en twentig sent: ijder ter sake Coop en Leverantie Van een nieuwe turf schuijte lang 49 en 10¼ voet wijdt, voltooijdt voor des Creediteurs helling. tot mijn genoegen af gelevert en ontvangen (…) met submissie Van mijn Persoon aan den Here Van FriesLandt en alle geregten ter 1e Instantie, in Kenisse mijne gewoone Handmerk te Leeuwarden den 28 febrij. 1772 (was getekent) dit is mense + Durks Eijgen gesette hand-merk (…) | Tresoar, Nedergerecht Smallingerland, toegang 13-34, hypotheekboek 1771–1779, inv.nr. 109, folio 69–70 | Verhoor van getuige | Informatien genomen bij mij Jetze van Sminia Baljuw van het 5de District in dezen Commie. om te strekken na behoren Oene Hendriks Arbeider woonagtig op het witveen onder oostermeer oud in't 35ste Jaar gecompareerd, geeedigd en geexamineerd, verklaarde waar te zijn, dat hij getuige heden morgen den 25 dezer, gehoord had, dat een zeker schuiteschipper, Minse Durks dog in de wandeling Minse Polle genaamd met zyn schip van de Rottevalle na Bergum was gevaren, op welke Minse hij getuige Presumtie had, dat dezelve hem den 23e dezer, volgens rede aan den Hove gezondene Informatien, [een] daar invermelde korf met Bijen heeft ontstolen, hebbende hij daar van terstond kennisse gegeven aan de Baljuw zeggende dat gedagte Minse met zijn schip over de Bergumer meer na Bergum kwam varen, en rede digt aan Bergum was, waar op de Baljuw zijne Executeur van het District na de Bergumerdam heeft gezonden, die het schip van Minse dat daar toen aanquam en aan de Dam was heeft aangehouden en gevisiteerd, en in hetzelve bevonden onder de heide ongeveer veertig grote Boschen Bezemrijs, nog heeft de getuige gehoord, dat van het schip van Minse toen het zelve onder de Bergumerdam doorvoer, iets in het water wierde geworpen, dat een gansche Plof in het water gaf, het welk Juist op het zelfde tijdstip gebeurde, dat een der Jongens van Minse zeide de duivel de Aardappels koken over, en de Jonge in het vooronder springende, volgde daar op terstont die plof waarschynlyk van iets het welk hij uit het vooronder in het water gooide, ten minsten en dreef toen terstond agter het schip aan een Bodem was, die te voren niet gezien was, de getuige is bij de visitatie van de Executeur tegenwoordig geweest en heeft die heide en Bosschen Bezemrijs daar mede in bevonden, meer van dien niet wetende sloot hier mede na duidelyke voorlezinge en vertekeninge van zijn hand te Bergum den 25 van Lentemaand 1809 d oene hendriks Aldus gedeponeerd voor ons on dergeschrevene Commie. en Secre taris te Bergum den 25 van Lentemaand 1809 JVSminia HZ P:M:B:Braunius | Tresoar, Nedergerecht Tietjerksteradeel, toegang 13-38, informatieboek 1807–1811, inv.nr. 6, folio 176–177 (25 maart 1809) | Verhoor van verdachte | Confessie van Minse Durks schuiteschipper wonende in de Rottevalle onder noorderdragten op de ten zijnen laste genomen Informatien Minse Durks in de wandeling Minse Polle genaamd schuiteschipper in de Rottevalle onder Noorderdragten oud in't 73 Jaar en by ons gedetineerd verklaart waar te zyn, dat hy gedetineerde met Een schuitje Toebehorende aan Syger Pot in de rottevalle Thans is leggende Bij de Dam te Bergum en aldaar is aangehouden, beladen met heide en groot veertig Bosschen Bezemrijs, welke heide hij volgens zijn zeggen heeft gesneden agter de Rottevalle uit een veld bij de zogenaamde Blauwe Dobbe, en het Bezemrijs uit Een Bos gelegen Digtbij die Blauwe dobbe en toebehorende aan de Heer Haarsma Baljuw van het 6de District, hebbende de Heer Haarsma hem gedetineerde tot het afsnyden van dat rys verlof gegeven, onder dat beding dat de Heer Haarsma van dat rys van de Drie Bosschen die de gedetineerde afsneed Een en de gedetineerde Twee Bosschen zou de hebben:- de gedetineerde verklaart van die Bodem was, die agter zijn schip bij de Dam te Bergum in het water is gevonden, niet te weten, en die nooit Eerder gezien te hebben, dan dat Dezelve nu aan hem vertoond is, meer van dien niet wetende sloot hier mede na duidelijke voorlezinge en vertekeninge van zyn handmerk te Bergum den 25 van Lentemaand 1809 Dit is minse Durks Eigen gezette handmerk + me Presente P:M:B:Braunius (…) Aldus gedeponeerd en gecon fesseerd voor ons ondergeschrevene Commie. en Secretaris te Bergum den 25 van Lentemaand 1809 JVSminia HZ P:M:B:Braunius | Tresoar, Nedergerecht Tietjerksteradeel, toegang 13-38, informatieboek 1807–1811, inv.nr. 6, folio 178 (25 maart 1809) | Verhoor van getuigen | Informatien genomen bij my Jetze van Sminia Baljuw van het 5de District in vriesland; in dezen Commie. om te strekken na behoren. Wijtze Jans schuiteschipper thans leggende met sijn schip by de Dam te Bergum, en in het schip woonagtig, oud na beste geweten 30 Jaar, gecompareerd, geeedigd en geexamineerd verklaarde waar te zijn dat hij heden morgen den 3 van Bloeimaand omstreeks agt uur met zijn schip voer van Eestrum over de Bergumermeer, en over de meer in het zogenaamde suidergat komende, zag hij in het water drijven Drie stokken, dewelke hij opviste, en ontdekte dat het vuikstokken waren, want aan de ene stok zat nog een stuk van de vuik, welke vuik van de stokken scheen afgesneden tezijn vervolgens bij de Dam te Bergum komende, Riep de getuige aan eenen Rommert Bouwes, visscher, en aldaar woonagtig, zeggende dat hij drie vuikstokken had gevonden in het Zuidergat bij de meer, of dezelve hem ook toebeoorden, dewelke aan hem getuige antwoorde, dat indien het zyne vuikstokken waren, de Eene dan gemaakt was van een geschilde zoogenaamde kapraven, de Twede Een Elzen stok met de Bast er om, en de derde een End van een kloet met de klaauw er aan, waar op de getuige verklaarde, dat die stokken Juist zoo waren, zoo als hy Rommert de zelve hem beschreven had. toen Erkende Rommert die stokken voor de zijne, zeggende dat zij van zijne vuik waren afgescheurd, de getuige kan niet zeggen wie zig aan die misdaad heeft schuldig gemaakt, en heeft ook niemand daaromtrent vernomen, als alleen een schuiteschipper, dat hem op de zogenaamde kleine meer voorbijzeilde, zonder te kunnen zeggen welke drie menschen het waren die op dat schip waren, maar weet zeer wel dat dat schip toebehoorde aan Eene Wijbe Sigers, in de wandeling Wijbe Pot genaamd, woonagtig in de Rottevalle, meer van dien niet wetende, sloot hier mede na Duidelijke voorlezinge, en vertekeninge van zijn handmerk, te Bergum den 3 van Bloeimaand 1809 Dit is Wytze Jans Eigen gezet handmerk + me Presente P:M:B:Braunius Rommert Bouwes, visscher, woonagtig bij de Dam te Bergum, gecompareerd, geeedigd En geexamineerd, verklaarde waar te zijn dat heden morgen den 3 van Bloeimaand 1809 omstreeks agt uur aan de getuige, die nog by huis was, riep, een schuiteschipper wijtze Jans genaamd, die daar voorbij voer, hem zeggende dat hij Drie vuikstokken in het zuidergat van de meer gevonden had, of hem getuige die ook toebehoorden, waar op de getuige antwoorde, dat hij dezelve aan hem zoude be schryven, namelyk dat de Eene Een kapraven, de Tweede Een Elsen stok met de Bast en derde Een End kloet met de klaauw er aan moest zijn, en indien het zodanige stokken waren, dan Erkende de getuige dezelve voor de zijne, die aan zijn vuik, staande in de mond van de kleine meer, gezeten hadden, waarop wytze aan hem getuige zeide, dat het Juist zulke stokken waren, en dat aan de Eene nog een stuk van de vuik was, die er was afgescheurd, de getuige de stokken nader beziende erkende die vervolgens voor de zijne, En nam dezelve mede na huis, de getuige kan niet zeggen wie hem die vuik ontvreemd heeft, maar den zelfden morgen omstreeks zes uur kwam bij de getuige aan huis Eene minse Durks in de wandeling Minse Polle genaamd woonagtig in de Rottevalle, hem vragende of hij ook een zood Aal voor hem had, en de getuige geen Aal hebbende, is gedagte Minse met zijn schuiteschip, bij zig hebbende zyne Twee zonen, na de Meer uitgevaren, vaerende Een schuite, die toebehoort aan Eene Wybe Sygers in de wandeling wybe Pot genaamd mede woonagtig in de Rottevalle, meer van dien niet wetende, sloot hier mede Na duidelyke voorlezinge en vertekeninge van zijn hand te Bergum den 3 van Bloeimaand 1809 Rommert Bouwes Aldus gedeponeerd voor ons ondergeschrevene Commie. en Secretaris te Bergum den 3 van Bloeimaand 1809 JVSminia HZ P:M:B:Braunius | Tresoar, Nedergerecht Tietjerksteradeel, toegang 13-38, informatieboek 1807–1811, inv.nr. 6, folio 198–201 (3 mei 1809) |
Aantekeningen: | Naam: | Met toenaam ‘Polle’ vermeld in informatieboek Nedergerecht Tietjerksteradeel in 1809: “Minse Durks in de wandeling Minse Polle genaamd”; ‘pôlle’ is Fries voor ‘pol’, ‘eilandje’, of ‘door water omringd stukje grond’ | Naam: | Met familienaam ‘Pool’ of ‘De Pool’ alleen postuum vermeld | Naam: | De kinderen, met uitzondering van zoon Roelf, zouden de familienaam ‘Pool’ gebruiken (of ‘De Pool’ in het geval van dochter Trijntje), ongetwijfeld afgeleid van de toenaam van hun vader: deze spelling benadert de Friese uitspraak van ‘pôlle’ | Naam: | Bij overlijden dochter Trijntje in 1830 foutief vermeld met patroniem “Jans” | Naam: | Bij overlijden dochter Grietje in 1870 foutief vermeld met patroniem “Roels” | Geboorte: | Kwam volgens trouwboek van Rottevalle (in 1765) uit Rottevalle: waarschijnlijk bedoeld als geboorteplaats | Geboorte: | Kwam volgens trouwboek van Westerbroek (in 1783) uit Rottevalle: waarschijnlijk bedoeld als geboorteplaats | Geboorte: | Was 72 jaar oud in 1809 (vermeld in informatieboek Nedergerecht Tietjerksteradeel: “in't 73 Jaar”) | Huwelijk: | Tweede echtgenote Hielkje Rienks kwam uit Surhuisterveen | Kinderen: | Geboorteplaats en -jaar dochter Trijntje volgens akte bij haar overlijden in 1830 | Kinderen: | Geboorteplaats en -datum zoon Rienk vermeld in akte van notoriteit, opgesteld door verderechter Tjeerd Arendz op 14 januari 1822, onderdeel van huwelijksbijlagen bij zijn eerste huwelijk in 1822 (en als extract bij zijn tweede huwelijk in 1860) | Kinderen: | Geboorteplaats en -jaar dochter Grietje volgens akte en bijlagen bij haar huwelijk in 1825 (geboortemoment in akte van notoriteit, onderdeel van die bijlagen, gespecificeerd tot juli 1800); geboorteplaats en leeftijd bij haar overlijden in 1870 foutief vermeld als “Dragten” en 74 jaar | Kinderen: | Geboorteplaats zoon Jan volgens akte bij zijn overlijden in 1815 | Kinderen: | Geboortejaren zoon Jan, zoon Derk, en dochter Baukje volgens akten bij hun overlijden in respectievelijk 1815, 1823, en 1870 | Kinderen: | Geboorteplaats dochter Baukje bij haar overlijden in 1870 waarschijnlijk foutief vermeld als “Dragten”: logischer is Westerbroek (mits vermelde leeftijd van 83 jaar juist is), omdat dochter Trijntje in zelfde jaar dáár is geboren | Kinderen: | Een “Freerk Menses Pool” die in 1819 is vermeld te Groningen, is géén zoon, want hij is overleden in 1826 als “Freerk Menzes van Houten”, zoon van Menze Annes en Hiltje Freerks (en gedoopt in 1769 te Oldehove); reden van tijdelijke associatie met familienaam ‘Pool’ onduidelijk | Overlijden: | Was reeds overleden in 1815 volgens akte bij overlijden zoon Jan | Overlijden: | Volgens akten uit 1822 en 1825 bij respectievelijk het eerste huwelijk van zoon Rienk en het huwelijk van dochter Grietje “overleden zonder dat daarvan eene acte is opgemaakt”, dus mogelijk vóór de invoering van de Burgerlijke Stand | Overlijden: | Volgens akte van notoriteit uit 1822, opgesteld op verzoek van zoon Rienk, overleden te Leeuwarden | Beroep: | Vermeld in hypotheekboek Nedergerecht Smallingerland in 1772 met beroep “turfschipper” te Rottevalle | Beroep: | Kocht in 1772, op afbetaling, een nieuw turfschip ter waarde van ƒ 514,20 (vermeld in hypotheekboek Nedergerecht Smallingerland) | Beroep: | Vermeld in informatieboek Nedergerecht Tietjerksteradeel in maart en mei 1809 met beroep “schuiteschipper”, varend te Rottevalle-Burgum met zonen Jan en Derk als knechten op een schuit dat eigendom was van Wiebe Siegers Pot | Beroep: | Bij overlijden zoon Jan in 1815 vermeld als “in leven schipper aldaar [in de Rottevalle]” | Beroep: | Bij eerste huwelijk zoon Rienk in 1822 vermeld als “in leven Arbeider aldaar [te Rottevalle]” | Beroep: | Bij overlijden zoon Derk in 1823 vermeld als “in leven arbeider te Noorderdragten” | Beroep: | Bij overlijden dochter Trijntje in 1830 vermeld als “in leven Schipper aldaar [te Rottevalle]” | Woonadres: | Trok waarschijnlijk rond 1771 naar Westerbroek, toen daar de vervening begon | Woonadres: | Woonde in 1809 in Rottevalle (vermeld in informatieboek Nedergerecht Tietjerksteradeel) | Overig: | Was doopsgezind en liet daarom zijn kinderen niet dopen (vermeld in akten van notoriteit uit 1822 en 1825, opgesteld op verzoek van respectievelijk zoon Rienk en dochter Grietje) |
|